Article

02.05.2017

Wat Belgische bedrijven aan opleidingen uitgeven: gemengde resultaten

Belgische bedrijven schroeven hun investeringen in opleiding niet terug. Maar doen we het daarmee goed of slecht in vergelijking met andere landen? Het antwoord hangt af van het onderzoek.

Levenslang leren en permanente vorming zijn de hefbomen waarmee Europa zijn burgers wil wapenen voor de jobs van morgen. Het beschikt over drie Europese bronnen om de inspanningen in de EU-landen met elkaar te vergelijken.

  1. CVTS (Continuing Vocational Training Survey) = een vijfjaarlijkse enquête bij werkgevers met meer dan tien medewerkers in de industrie en commerciële dienstensectoren
  2. EWCS (European Working Conditions Survey) = een socio-economische enquête bij werkenden
  3. LFS (Labour Force Survey) = een socio-economische enquête bij huishoudens

Alle drie de studies peilen onder andere naar de opleidingsparticipatie bij werknemers.

  1. Volgens de CVTS (de laatste editie dateert van 2010) volgde ruim 52% van alle werknemers een formele opleiding.
  2. De laatste EWCS-enquête (ook uit 2010) stelt een gemiddelde participatie van 39% vast.
  3. Bij de LFS (de laatste uit 2015) zakt dat tot 7,4%.

De verschillen zijn enorm. Dat heeft veel te maken met de opzet en de methodologie, vertelt Wouter Vanderbiesen (Steunpunt Werk, KULeuven).

“De CVTS is een vrijwillige bedrijfssurvey die peilt naar opleidingsinspanningen. Waarschijnlijk nemen opleidingsgerichte ondernemingen vaker deel aan zo’n bevraging. Ook de referentieperiode verschilt: een jaar bij de CVTS en de EWCS, een maand bij de LFS.”

De grote verschillen tussen de drie bronnen zijn dus verklaarbaar. Een groter probleem is dat ook de vergelijking met andere landen alle kanten opschiet.

  1. Volgens de CVTS is België met een participatiegraad van 52% een Europese topper op het vlak van opleiding: het Europese gemiddelde is 38%. Alleen Tsjechië doet beter. We liggen wel voor op traditionele opleidingstoppers zoals de Scandinavische landen.
  2. Met de 39% uit het EWCS-onderzoek liggen we rond het Europese gemiddelde van 37%.
  3. De LFS-score (2015) is met 7,4% eerder pover in vergelijking met het EU15-gemiddelde van 17,4% (zie tabel hieronder).

WB_Art_Coaching_results_graph_nl

 

Wouter Vanderbiesen: “Als je het aan bedrijven vraagt, dus volgens de CVTS, scoort ons land veel beter dan wanneer er bij de werknemers gepeild wordt, zoals in EWCS of LFS. Binnen die laatste twee bronnen liggen de rankings van de verschillende EU-landen het meest in elkaars verlengde: landen die hoog scoren in de LFS, scoren doorgaans ook hoog in de EWCS. Waar we België nu moeten plaatsen? Ik vermoed dat de waarheid ergens in het midden zal liggen: rond het Europese gemiddelde.”

Opleidingsinvestering versus loonkost

Naast de opleidingsparticipatie kijkt de Continuing Vocational Training Survey ook naar de financiële investeringen die bedrijven doen in de opleiding van hun medewerkers. In 2010 bedroegen die kosten 2,4% van de totale arbeidskost. Daarin zijn niet alleen de directe kosten verrekend (bijvoorbeeld de betalingen aan de opleidingsverstrekkers), maar ook de indirecte kosten, zoals de loonkost van de werknemers die tijdens de werkuren een opleiding volgen. Die laatste is in België goed voor bijna twee derde van de totale opleidingsinvestering. In onze buurlanden is dat een stuk minder. Het Europese gemiddelde is fiftyfifty. Een van de verklaringen hiervoor is de hoge loonkosten in België.
Article

27.04.2017

Bedrijven blijven investeren in opleiding

De economie sputtert. Toch investeerden Belgische bedrijven in 2015 opnieuw bijna 1 miljard EUR in formele opleidingen. Er zijn wel duidelijke verschillen tussen regio’s, sectoren en… geslachten.

Besparingen, herstructureringen, ontslagrondes, onzekerheid...: het zijn barre tijden voor de Belgische economie. Aan het volume opleidingen is dat nochtans niet te merken. Daar is het ‘business as usual’. Data- en analyticsexpert Bisnode (www.bisnode.be) ploegde zich door de sociale balansen van 17.000 Belgische ondernemingen - goed voor 1,2 miljoen werknemers - en ging na hoe sterk die investeren in formele opleidingen (cursussen en stages, vaak gegeven door externe lesgevers). Dat bleek heel goed mee te vallen, vertelt Bart Vanbaelen, business unit manager B2B van Bisnode België.

“In totaal investeerden die 17.000 bedrijven in 2015 bijna 1 miljard EUR in opleidingen voor hun personeel. Dat ligt helemaal in de lijn van 2013 en 2014. In bedrijven die inzetten op L&D, (Learning and Development, red.) maakt meer dan de helft van de medewerkers gebruik van het aanbod. In 2015 volgden bijna 785.000 mensen één of meerdere opleidingen.”

De grootste bedrijven uit de analyse besteedden ook het meeste geld aan opleidingen. De 191 grootste spelers (ondernemingen met meer dan 1.000 werknemers) waren goed voor 43% van de totale kost en voor 39% van de cursisten. De duurste opleidingen worden georganiseerd in de bedrijven die net een maatje kleiner zijn: tussen 500 en 1.000 werknemers.

Veel grote ondernemingen zijn in Brussel gevestigd. Daaruit zou dus moeten volgen dat de duurste opleidingen gemiddeld in Brussel gegeven worden. Dat blijkt te kloppen. Brusselse bedrijven trekken gemiddeld 1.893 EUR uit voor mannen en 1.173 EUR voor vrouwen. In Wallonië is dat respectievelijk 1.411 EUR en 919 EUR, in Vlaanderen respectievelijk 1.360 EUR en 858 EUR.

Bart Vanbaelen: “De Waalse cijfers worden wel wat scheefgetrokken door Waals-Brabant, een provincie die het economisch zeer goed doet en die ook enkele zeer grote ondernemingen telt. De gemiddelde kostprijs voor een opleiding ligt daar nog een stuk hoger dan in Brussel: 1.861 EUR tegenover 1.586 EUR. In de andere Waalse provincies is de gemiddelde kost vergelijkbaar met die in de Vlaamse provincies. Ook opmerkelijk: juist in Brussel investeren de kleinste ondernemingen het minst in opleidingen. Meer dan 60% van de werknemers die in Brussel een opleiding volgen, werkt in een bedrijf met meer dan 1.000 werknemers.”

(Bron: Bisnode)

 

(Bron: Bisnode)

 

De meest frappante conclusie uit het onderzoek van Bisnode is het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke werknemers. 68% van de vrouwen volgt een opleiding (een duidelijke stijging tegenover 2013 en 2014), versus 58% van de mannen (een lichte daling). Anderzijds: de opleidingen die mannen volgen zijn wel langer en veel duurder dan de opleidingen voor vrouwen. Vrouwen volgen gemiddeld 22 uur opleiding per jaar, mannen 27 uur. De kostprijs bij vrouwen is 952 EUR, bij mannen 1.509 EUR. Dat laatste is een verschil van 37%!

Bart Vanbaelen: “Vermoedelijk hebben die verschillen te maken met verschillen tussen sectoren. De sectoren die de meeste vrouwen naar een cursus sturen, zijn gezondheid en zorg. Bedrijven zijn gemotiveerd om een opleidingsaanbod aan te bieden, maar er is over het algemeen minder geld voor dure opleidingen. Door de vergrijzing zijn het wel groeiende sectoren. Dat kan verklaren waarom het aantal uren de laatste jaren toeneemt. De bedrijven die veel mannen naar een opleiding sturen, zitten in sectoren zoals handel, transport en chemie. De lonen liggen daar gemiddeld hoger en de opleidingen zijn technischer. De sector ‘vervaardiging van chemische producten’ besteedt bijvoorbeeld gemiddeld 1.880 EUR per opleidingsjaar.”

(Bron: Bisnode)

De algemene conclusie van deze studie? Het feit dat Belgische bedrijven ondanks de moeilijke omstandigheden blijven investeren in opleiding.

Bart Vanbaelen: “Dat is niet alleen bewonderenswaardig, maar ook nodig. In the war for talent, want jongere werknemers vinden het niet meer dan normaal dat ze blijven bijleren en zichzelf kunnen ontwikkelen. Maar ook in the care for talent: medewerkers die van hun bedrijf de kans krijgen om zich bij te scholen, voelen zich meer gewaardeerd en doen hun job met meer expertise en motivatie.”

 

 

Article

10.09.2020

Exportplannen? Leg eerst uw oor te luisteren bij onze experts

Wilt u uw buitenlands avontuur goed voorbereiden? Stel uzelf dan de juiste vragen en leg ook uw oor te luisteren bij ervaringsdeskundigen: partners, klanten, collega-exporteurs én experts.

BNP Paribas Fortis heeft oor naar vragen van internationale ondernemers en biedt betrouwbaar advies. “Nogal wat exporterende bedrijven roepen te laat onze hulp in”, aldus Frank Haak, Head of Sales Global Trade Solutions.

 

Ondernemers met weinig exportervaring horen het vaak donderen in Keulen bij het financiële plaatje. Waarmee moeten ze allemaal rekening houden bij het budgetteren van hun exportplannen?

Frank Haak: “Zoveel zaken zijn cruciaal bij budgettering en prijszetting: werkkapitaal, wisselkoersrisico’s en valuta-interesten, prefinanciering, winstmarges, verzekeringen, invoerrechten en andere lokale taksen, prijszetting van concurrenten … Wij adviseren klanten of prospects altijd om te vertrekken van een worstcasescenario. Nogal wat bedrijven storten zich onvoldoende voorbereid in hun eerste buitenlands avontuur: er is een opportuniteit en die grijpen ze – met niet zelden een ontgoocheling en financiële opdoffer tot gevolg.

Onze experts hebben jarenlang ervaring met export en de BNP Paribas Group beschikt over teams wereldwijd. Zo kunnen we zowel algemene als landenspecifieke tips geven. Neem nu een machinebouwer die machines op maat wil maken en uitvoeren. Die raden we aan om bij de budgettering rekening te houden met de herbruikwaarde van die machine: kunnen ze die machine nog verkopen als de buitenlandse klant die plots niet meer zou willen afnemen of als export naar dat land onmogelijk wordt door een handelsembargo of een noodsituatie?”

 

Wat voor bedrijven kunnen bij BNP Paribas Fortis terecht voor advies?

Frank Haak: “Iedereen! Ondernemers durven vaak geen advies vragen, soms uit angst dat het hen geld kost. Terwijl het hen op termijn net heel veel geld kan besparen. Een ‘letter of credit’ of documentair krediet is bijvoorbeeld een aanrader voor iedereen die voor het eerst exporteert naar een buitenlandse afnemer. Met dit product in combinatie met een confirmatie door BNP Paribas Fortis beschikt de exporteur over zekerheid dat hij zijn geld krijgt tegen afgifte van conforme documenten, terwijl de koper erop kan rekenen dat zijn goederen – of diensten – correct geleverd zullen worden.”

 

Wie niet horen wil, moet voelen: wat kan een exporteur zonder documentair krediet doen bij wanbetaling?

Frank Haak: “Worden je facturen niet betaald, dan kan de bank van de tegenpartij gecontacteerd worden met de ultieme hoop dat zij alsnog zouden voorschieten. Maar ik ben daar nogal fatalistisch in: de kans dat het goedkomt zonder financieel verlies, is echt zeer miniem. Eens je je goederen aan de douane hebt achtergelaten, verlies je meestal alle controle erop. Vandaar het belang van een goede voorbereiding: luister naar het advies van je bank en organisaties als Flanders Investment & Trade (FIT) en geef er gehoor aan. Zo dek je je in tegen een pak exportrisico’s.”

 

BNP Paribas Fortis

  • is in België (cfr. statistieken van NBB) de nummer 1-bank voor import (+/- 40% marktaandeel) en export (+/- 25% marktaandeel): biedt advies/financiering en kan ook helpen bij het ontdekken van nieuwe exportmarkten via ‘Trade Development’;
  • is fier dat België tot de 15 grootste exportregio’s van de wereld behoort en geeft exporteurs met plezier een duwtje in de rug, onder andere door de Leeuw van de Export te sponsoren.

 

Bron: Wereldwijs Magazine

Article

01.05.2020

Uw conversation manager: onmisbaar en altijd online

Onder invloed van sociale media evolueert de klassieke marketingmanager steeds meer naar een conversation manager: iemand die de communicatie tussen consumenten faciliteert, zowel de communicatie tussen de klanten onderling als de communicatie tussen de klanten en het bedrijf.

Enkele kernpunten uit het takenpakket van de conversation manager:

  • ‘Branded fans’ verenigen en activeren. Zij zullen uw merk aanraden bij vrienden en familie.
  • Luisteren naar wat de mensen over uw onderneming of merk vertellen en hen actief laten meedenken over uw producten en strategie.
  • Content creëren die het waard is om verspreid te worden en zo conversatie stimuleren.
  • Die conversatie managen.
  • Via customer care zeer klantgericht en -vriendelijk werken, door sneller te reageren en meer te leveren dan de klant verwacht.

Sommige ondernemingen zijn groot genoeg om een voltijdse conversation manager in dienst te nemen. In andere gevallen zal een medewerker de rol deeltijds op zich nemen. Een derde mogelijkheid is om een gespecialiseerd bedrijf in te schakelen. Caroline Hombroukx, conversation manager bij het contentmarketingbedrijf Head Office:

“Welke optie je ook kiest, de communicatie in sociale media moet persoonlijk overkomen. Niet voor niets hebben grote bedrijven als Telenet en Belgacom een fictieve persoon gecreëerd om met klanten om te gaan, respectievelijk Charlotte en Eva. De conversation manager moet het bedrijf en de sociale media-strategie ervan ook zeer goed kennen. Daarom kan het een voordeel zijn als iemand van het bedrijf zelf die rol speelt. Die persoon zit aan de bron om informatie te verspreiden, kan snel een fotootje maken en posten, ...

Deze taak is niet iedereen gegeven. Een conversation manager moet ervaring hebben met sociale media, een vlotte communicatiestijl en pen hanteren en empathisch, positief en oplossingsgericht met klanten kunnen omgaan. Een voorafgaande training is geen overbodige luxe, zodat de medewerker goed doorheeft wat de contentstrategie van het bedrijf is. Het publiek is gevarieerd en onvoorspelbaar. Je moet telkens opnieuw beslissen of bepaalde content wel of niet geschikt is voor je doelgroep. En het is geen nine-to-five job: de onlinewereld draait ook ’s avonds en in het weekend door.”

Een conversation manager van een extern bedrijf inhuren, heeft als voordeel dat de expertise in principe aanwezig is. In dat geval bestaat de uitdaging erin om het bedrijf zo goed te kennen en aan te voelen, dat de klant de indruk heeft dat hij of zij een conversatie met een echte medewerker voert.

Boos is uit den boze

Klassieke marketing en reclame zijn eenrichtingsverkeer. Werkt het niet, dan is dat zonde van het geld. Maar boze commentaren zul je in de regel niet krijgen. Een bedrijf dat zich op Facebook, Twitter of andere social media waagt, mag zich echter wel aan commentaar en reacties verwachten. Ook negatieve reacties. Caroline Hombroukx:

“Via social media staat de consument plots naast je op tafel te kloppen. Het is belangrijk om daar goed op te antwoorden. Zelf boos worden is uit den boze. Je moet met begrip reageren en tonen dat je de vraag of de klacht ernstig neemt. Alle mensen die de discussie meevolgen, moeten zien dat de onderneming snel antwoordt en een oplossing probeert te vinden. Als er een fout gemaakt is, mag je dat ook open en eerlijk toegeven. Je kunt het probleem ten slotte best als iets positiefs voorstellen: als een opportuniteit om je merk, product of dienstverlening te verbeteren. Uiteindelijk moet je natuurlijk ook een passende oplossing vinden. Blijft de klager té negatief, dan probeer je die persoon af te leiden naar een privékanaal: een privébericht op Facebook, een direct message op Twitter, een e-mail of een telefoontje.”

Enthousiast en met begrip reageren werkt ook goed als de consument positief communiceert over uw merk, onderneming of dienstverlening. Die consument bedanken, versterkt de banden tussen bedrijf en klant. Caroline Hombroukx:

“De dialoog met de doelgroep is een kans om via opbouwende kritiek je product of werking te verbeteren. Geef klanten het gevoel dat ze betrokken zijn, dat creëert een sterke relatie. Als je bijvoorbeeld een magazine uitgeeft of een postercampagne opstart, kun je de klanten via Facebook zelf laten kiezen uit drie mogelijkheden voor bijvoorbeeld de lay-out of de titel. Alles wat de klanten activeert, kan hun engagement alleen maar versterken.”

Sociale media do’s en don’ts

  1. De consument heeft altijd gelijk (ook als dat niet zo is)
  2. Wees open, eerlijk en vriendelijk
  3. Hanteer een persoonlijke stijl
  4. Reageer snel als er vragen of reacties komen
  5. Blijf positief en toon begrip
  6. Doe alles om de klanten te activeren
  7. Geef af en toe een cadeautje weg
  8. Vermijd politieke thema’s
Article

02.04.2020

Sociale media bij e-commerce: beste vriend of ergste vijand?

De enorme populariteit van sociale media brengt nieuwe kansen met zich mee, maar ook nieuwe struikelstenen. Wat zijn de recentste trends? En hoe speelt u erop in?

Sociale media zoals Facebook, YouTube, Twitter, Instagram, enz.lijken cutting edge, maar het principe is zo oud als de straat: mond-tot-mondreclame. ‘Word of mouth’ heet dat in marketing-Engels, ook wel eens afgekort tot WOM. Zelfs in de hoogdagen van de massamedia bleven positieve aanbevelingen van buren, familie en vrienden belangrijk voor het succes van een bedrijf. Kranten, tijdschriften en televisiereclame waren weliswaar het eerste kanaal waarlangs consumenten een nieuw product leerden kennen. Maar mond-tot-mondreclame bleek een doorslaggevende rol te spelen bij de stap waar het uiteindelijk om draait: aankoopgedrag. Consumenten deelden ervaringen en stuurden zo mee het aankoopgedrag van hun medeconsumenten. Vandaag gebeurt dat meer dan ooit via sociale media.

Sociale media zijn namelijk de hedendaagse, meer gesofisticeerde en supersnelle opvolger van ouderwetse mond-tot-mondreclame. Het is een katalysator. Via sociaalnetwerksites kunnen mensen sneller dan ooit van gedachten wisselen, ervaringen delen, hun ontevredenheid ventileren, ...

Daarnaast verkiezen steeds meer consumenten ‘social search’ boven zoekmachines als Google om informatie op te sporen. Ze speuren dus bewust niet het hele internet af, maar polsen vrienden op Facebook of contacten op LinkedIn of Twitter. Dat versnelt de zoektocht en maakt het resultaat ook betrouwbaarder. Het idee is dan: als X het goed/lekker/mooi vond, dan zullen wij het waarschijnlijk ook wel goed/lekker/mooi vinden. Bovendien is er nog eens de mogelijkheid om vragen te stellen en echt te converseren over het product of de service waarover je informatie zoekt.

Consumenten praten (offline en online) over allerlei soorten producten, van nieuwe wasmiddelen tot en met nieuwe automodellen. En het zijn niet alleen jongeren die hun ervaringen delen over merken en producten. Jong en oud, man of vrouw: iedereen doet het. Al die aanbevelingen tussen consumenten zijn goud waard.

Ter illustratie: computerbouwer Dell gaat ervan uit dat 25% van zijn klanten voor zijn merk kiest na een aanbeveling van een andere gebruiker. De gemiddelde aankoopwaarde per klant bedraagt ongeveer 210 dollar. Op basis daarvan wordt de waarde van elke aanbeveling geschat op 42 dollar. Hoe meer consumenten Dell kan overtuigen om zijn producten te promoten, hoe luider de kassa rinkelt.

Maar het omgekeerde is evengoed waar: slechte mond-tot-mondreclame kan nefaste gevolgen hebben. Zeker in dit tijdperk van sociale media doet een slechte reputatie als een vuurtje de ronde.

Een goede sociale media-strategie is alles!

De sociale media gaan niet meer weg. Voor ondernemingen is het dan ook belangrijk om een goede sociale media-strategie op te bouwen. Dat begint met nadenken over welk kanaal je wilt gebruiken voor welke content en met welke doelstelling. Wat houdt u best in het achterhoofd?

  • Content (de boodschap aan de consument) blijft het allerbelangrijkste, maar het belang van segmentatie neemt toe. Het publiek is gevarieerd, en dus is niet alle content en elk kanaal geschikt voor iedereen. Als onderneming deelt u uw doelpubliek best op in subdoelgroepen. Per subdoelgroep kiest u dan specifieke content en een kanaal.
  • Creëer real-time content: leg op voorhand een aantal key moments in het jaar vast en speel daarop in. Terug naar school, zomervakantie, sinterklaas, valentijn, ... het zijn topics die elk jaar terugkomen en waarop een onderneming handig kan inspelen. De kunst is om een goede link te vinden tussen het key momenten uw product. Wees daarbij creatief. Als een boekentassenmerk eind augustus uitpakt met content, dan zal het een originele invalshoek moeten gebruiken om niet voorspelbaar over te komen.
  • Sociale media worden een overwegend mobiel verhaal: consumenten schakelen massaal over op smartphones en tablets. De vier bekendste sociale netwerken zitten niet toevallig in de lijst van meest gebruikte mobiele apps: Facebook, YouTube, Instagram en Twitter. Uw content (zowel op de website als op sociale media) zal dus in elk geval mobielvriendelijk moeten zijn.
  • Het belang van customer care neemt alleen maar toe. Meer dan ooit zullen consumenten sociale media gebruiken om informatie te zoeken, vragen te stellen en opmerkingen te maken.

Discover More

Contact
Close

Contact

Zou u onderstaande vragen kunnen beantwoorden? Zo kunnen wij uw aanvraag sneller en op een meer geschikte manier behandelen. Alvast bedankt.

U bent zelfstandige, oefent een vrij beroep uit, start of leidt een kleinere, lokale onderneming? Ga dan naar onze website voor professionelen.

U bent particulier? Ga dan naar onze website voor particulieren.

Is uw onderneming/organisatie klant bij BNP Paribas Fortis?

Mijn organisatie wordt bediend door een Relationship Manager:

Uw boodschap

Typ de code die in de afbeelding wordt getoond:

captcha
Check
De Bank verwerkt uw persoonsgegevens overeenkomstig de Privacyverklaring van BNP Paribas Fortis NV.

Bedankt

Uw bericht is verzonden.

We antwoorden u zo snel mogelijk.

Terug naar de huidige pagina›
Top